Achterwaarts en impuls

Achterwaarts is een goede oefening om het paard te leren zijn bekken te kantelen en de achterhand onder te brengen. Voorwaarden zijn dat je paard nageeflijk, fijn over de rug en goede overgangen naar voren maakt. Je paard heeft impuls en is actief in het gesloten halthouden (gewicht op vier benen). Vervolgens stapt je paard diagonaalsgewijs in een rechte lijn achterwaarts zonder te slepen (met diagonale benenparen tegelijk). Lukt dit niet herstel dan de impuls door het rijden van overgangen naar voren. Lees meer over aanleren van achterwaarts en impuls, hoe het voelt en de ruiterhulpen.

Je paard dient eerst te snappen dat het op een hulp achterwaarts kan gaan. Ik leer mijn paarden om aan de hand op stem en wijken voor druk achterwaarts te gaan. Vervolgens ga je in het rijden je stem en zithulpen inzetten. Iemand kan vanaf de grond tegelijkertijd het paard  laten wijken voor druk. Beloon elke pas achterwaarts.

Een andere methode is via ‘overschenkelen’ naar achterwaarts. Laat het paard halthouden met het hoofd naar de bakrand en ga vervolgens zijwaarts. De bakrand voorkomt dat je paard naar voren kan weglopen en vanuit het zijwaarts gaan, is het een kleine stap om een pas achteruit te gaan.

Hoe het voelt:

Je paard wil een pas naar voren maken en loopt dan tegen de halve ophouding in je hand aan. Hij realiseert dat hij niet naar voren kan en begint dan aan een achterwaartse pas. Door je zit, een kleine gewichtshulp die je niet ziet maar wel voelt, ontlast je de rug van je paard en geeft hem de ruimte zijn bekken te kantelen en achterbenen op te tillen. Je paard loopt als het ware onder je door naar achteren.

Wat er mis kan gaan:

  • Je paard gaat zijwaarts achterwaarts; in het aanleren geen probleem. Rechtuit achterwaarts komt later als je paard het achterwaarts snapt.
  • Je paard staat geblokkeerd; laat je paard opzij stappen voor de druk van één been. Doe dit zowel naar links als naar rechts. Haal je paard uit de blokkade.
  • Je trekt als ruiter aan de teugel; niet doen. Je mag wat lichte druk op de teugels zetten, halve ophouding, maar houd je handen op dezelfde plaats ten opzichte van je lichaam.
  • Je paard staat niet gesloten in het halthouden; een paard moet actief blijven in de overgang naar halthouden anders gaat het niet of slepend achterwaarts
Meer weten?
Equimental achterwaarts en impuls 3